• fr
  • nl
  • OBJECTIEF-OBJECTIF
    Maak een schenking
    Accueil » Publicaties » De wet in de praktijk

    De wet in de praktijk

    • Door onze kantooruren en de vragen die we telefonisch en per e-mail ontvangen, hebben wij een duidelijk beeld van de praktijk van het Wetboek van Belgische Nationaliteit. Hier zijn enkele voorbeelden van de tegenslagen die onze gebruikers hebben meegemaakt.

    Dit jaar 2019 deelden de vrouwen van het debatcafé hun ervaring en hun eigen verhaal over hun proces om de Belgische nationaliteit te verkrijgen en wat het betekent om een A2-niveau te hebben in een van de nationale talen. Hier is de vrucht van hun delen, in de hoop dat het u kan inspireren of op zijn minst raken … Veel leesplezier !Hier is de vrucht van hun delen, in de hoop dat het u zal inspireren of op zijn minst zal raken… Veel leesplezier!

     

    Download de collectie pdf

    De reis van de strijders.

    Hun paden hebben zich nooit gekruist, maar ze hebben een gemeenschappelijk gevoel: onbegrip.

    De zaak van Amal

    Amal kwam in 2001 naar België. Zij volgde een opleiding tot zorgassistente en behaalde haar kwalificatiecertificaat met onderscheiding na meer dan 1.533 uren, meer dan driemaal de vereiste 400 uren. Sinds 2012 werkt zij onafgebroken als zorgassistent op basis van deze kwalificatie. Haar gemeente weigert echter haar nationaliteitsaanvraag in te schrijven op grond van het feit dat zij haar vak heeft geleerd in een instelling voor sociaal onderwijs. Ana weet dat nationaliteit een recht is, geen gunst. Maar slecht geïnformeerde en koppige gemeenteambtenaren verhinderen haar gebruik te maken van haar recht om een volwaardig burger te worden.

    De zaak van Hamed

    Hamed kwam naar België toen hij een jaar oud was en is nu boven de vijftig. Omdat hij de nationaliteit van dit land wenste te verkrijgen, ging hij naar de gemeente om de nodige inlichtingen in te winnen over de te volgen stappen. De gemeenteambtenaar legde hem uit dat hij, om de nationaliteit aan te vragen, een inburgeringscursus zou moeten volgen, waarbij hem, die nooit iets anders had gekend dan België, de werking van het Belgische systeem zou worden uitgelegd! Het personeel van de vzw Bon, waar hij naar deze integratiecursus vroeg, kon hun oren niet geloven. Zij stuurden Hamdi naar Objectif, waar zij hem uitlegden dat de duur van zijn verblijf hem vrijstelde van deze eis.

    Het geval van Albert, Nora, Fatoumata en Naïma

    Albert, Nora, Fatoumata en Naïma hebben twee dingen gemeen: ze zijn allemaal ouders van Belgische minderjarigen en ze wonen allemaal in dezelfde gemeente. Als ouders van Belgische kinderen hoeven zij geen bewijs van economische participatie te leveren om de nationaliteit aan te vragen. Met bewijzen van hun kennis van de taal en van hun sociale integratie zijn zij naar de gemeente gegaan, die hun aanvraag heeft afgewezen met het argument dat zij moesten hebben gewerkt. Gedesoriënteerd vonden de vier tijdens hun zoektocht bij toeval de non-profitorganisatie Objectif. Maar hoeveel van hen verlieten de commune met de overtuiging dat zij geen recht hadden op de nationaliteit?

    De zaak van Mohamed

    Mohamed heeft de afgelopen 5 jaar 540 dagen gewerkt en 858 opleidingsuren, ofwel 112 dagen, met succes afgerond. De procureur des Konings heeft echter zojuist een negatief advies uitgebracht over zijn verzoek om nationaliteit, omdat hij geen bewijs levert van zijn economische participatie. Hij heeft alle nodige documenten overgelegd en begrijpt de redenen voor deze weigering niet. Hij vroeg zich ook af hoe het mogelijk was dat de officier van justitie niet tot dezelfde conclusie was gekomen als de gemeenteambtenaar, die herhaaldelijk het aantal gewerkte dagen had geteld.

    De zaak van Jody

    Jody woont al 17 jaar in België. Zij heeft al die tijd in België gewerkt en heeft besloten de nationaliteit aan te vragen op basis van 5 jaar ononderbroken werken. De officier van justitie heeft een negatief advies over haar verzoek uitgebracht omdat zij niet de juiste documenten had overgelegd om haar ononderbroken werkzaamheden te bewijzen, namelijk de individuele rekeningen. De plaatselijke ambtenaar had haar dossier echter als volledig beschouwd. Jody heeft dus geen andere keuze dan een nieuw dossier in te dienen, met inbegrip van haar individuele rekeningen, en de kosten opnieuw te betalen.

    Zoek de mazen in de wet.

    In praktisch dezelfde week werden de vrijwilligers van Objectif geconfronteerd met drie gevallen van weigering om de nationaliteit te verkrijgen. Na analyse van hun dossiers blijkt echter dat deze drie personen een positief advies van de openbare aanklager hadden moeten krijgen. Hoe kan dit verklaard worden?

    De zaak van Mr D.A.

    De heer D.A. heeft een aanvraag ingediend op basis van een ononderbroken legaal verblijf van vijf jaar (art. 12bis § 1 2°), waarvoor hij zijn kennis van de taal, zijn sociale integratie en zijn economische participatie moet bewijzen. Binnen vier maanden na zijn aangifte bij de gemeente heeft het parket zijn aanvraag afgewezen wegens het ontbreken van de basisvoorwaarden: “de aangever levert geen bewijs van zijn kennis van een van de drie landstalen, noch van zijn sociale integratie, noch van zijn economische participatie”. Deze man heeft echter de afgelopen 5 jaar onafgebroken in België gewerkt.

    Volgens de wettelijke documentatie zou alleen dit criterium zijn economische participatie, zijn sociale integratie en zijn kennis van de taal moeten bewijzen. Zou de officier van justitie uitsluiten dat sociale integratie en kennis van de taal kunnen worden bewezen door de 5 jaar ononderbroken arbeid? Is er ook een tegenstrijdigheid tussen de wet, het koninklijk besluit van 14 januari 2013 en de omzendbrief van 8 maart 2013? Of was het Openbaar Ministerie gewoon niet op de hoogte van deze gang van zaken omdat de informatie door de gemeente niet met het dossier was meegestuurd? Volgens D.A. maakten de rekeningen en individuele dossiers geen deel uit van zijn dossier; alleen zijn arbeidsovereenkomst werd ingevoerd, “maar dat wist ik niet,” antwoordde hij. Aangezien wij vaststelden dat de termijn van vier maanden nog niet was verstreken, hebben wij het Openbaar Ministerie verzocht zijn beslissing te herzien en het dossier dat wij met de individuele rekeningen hadden afgesloten, te heropenen. Bovendien stelden wij vast dat D.A. over talrijke elementen beschikte die zijn sociale integratie en zijn kennis van de taal bewezen (b.v. een door de Franse gemeenschap erkende beroepsopleiding).

    Uiteindelijk, na talrijke contacten en faxen, handhaafde het Openbaar Ministerie zijn weigering en kon DA zijn zaak bepleiten bij de Rechtbank van Eerste Aanleg in Brussel. (Hij zal niettemin de advocatenkosten moeten betalen indien hij zich wil laten vertegenwoordigen en 3 jaar wil wachten)

    De zaak van mevrouw B.H

    Mevrouw B.H. zat al 7 jaar in de naturalisatieprocedure (via de Kamer van Volksvertegenwoordigers); nog steeds geen besluit genomen, ging zij naar de gemeente om een nieuw verzoek in te dienen op grond van de nieuwe wet. Zij is al meer dan 5 jaar in België, heeft meer dan 468 dagen gewerkt, heeft bij Bon een inburgeringsprogramma gevolgd en heeft Franse taalcursussen gevolgd.

    De ambtenaar van de burgerlijke stand is bereid haar nieuwe aanvraag te aanvaarden, maar eist dat zij eerst haar naturalisatiedossier sluit, dat nog bij de kamer in behandeling was. Deze stap is in feite niet verplicht, aangezien de oude wet bepaalt dat indien een nieuwe nationaliteitsverklaring wordt afgelegd, het dossier bij de kamer automatisch wordt verdaagd en niet gesloten. Enkele maanden na haar nationaliteitsverklaring ontving B.H. een negatief advies van de officier van justitie, volgens welke zij niet had aangetoond dat zij een van de drie landstalen beheerste, noch dat zij sociaal geïntegreerd was, noch dat zij economisch actief was. Wij hadden nog een week voor het einde van de termijn van 4 maanden om de heropening van het dossier bij de openbare aanklager aan te vragen en alle elementen aan te voeren die bewijzen dat B.H. aan deze drie voorwaarden voldoet. Helaas hebben de heropening en alle stappen om de officier van justitie van gedachten te doen veranderen, deze laatste doen besluiten zijn negatieve beslissing te handhaven.

    Dit is weer zo’n geval waarin we de motieven van de officier van justitie niet begrijpen. In het negatieve advies vermeldt hij niet de documenten die hij weerlegt, noch de reden.

    De zaak van mevrouw Al Yi

    Ten slotte heeft mevrouw Al Yi een nationaliteitsverklaring afgelegd op basis van een legaal verblijf van meer dan 10 jaar (art. 12bis § 1 5°). Voor dit artikel moeten twee dingen bewezen worden: kennis van de taal en deelname aan het leven van de gastgemeenschap, bewezen met alle wettelijke middelen.

    Deze vrouw woont sinds haar tiende in België, haar kinderen en echtgenoot zijn Belgen, en haar hele leven is hier geweest. Bij haar dossier voegde zij het door Selor afgegeven bewijs van talenkennis, alsmede bewijzen van schoolbezoek (tot en met 4de middelbaar) en bewijzen van vrijwilligerswerk. We begrepen niet wat er in haar dossier ontbrak.

    We hebben het Openbaar Ministerie gevraagd wat zij verwachten. Weliswaar is het aan het Openbaar Ministerie om dit bewijs te beoordelen, maar als dit voor het Openbaar Ministerie in zo’n “solide” zaak niet voldoende is, vrezen wij voor de toekomst.

    Intussen heeft mevrouw Al Yi geen andere keuze dan in beroep te gaan tegen het besluit van de procureur des Konings en 3 jaar te wachten op een datum voor een hoorzitting die haar zal worden toegewezen.

    Wanneer gemeenten zich aansluiten bij de praktijken van het Openbaar Ministerie.

    In praktisch dezelfde week werden de vrijwilligers van Objectif geconfronteerd met drie gevallen van weigering om de nationaliteit te verkrijgen. Na analyse van hun dossiers blijkt echter dat deze drie personen een positief advies van de openbare aanklager hadden moeten krijgen. Hoe kan dit verklaard worden?

    Documenten van de Rijksdienst voor Pensioenen

    Sommige gemeenten weigeren de documenten van de Rijksdienst voor Pensioenen te aanvaarden met het argument dat het Openbaar Ministerie ze niet als bewijs van werk zal aanvaarden.

    Om zijn economische integratie te bewijzen, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 14 januari 2013, moet de vreemdeling bij zijn dossier de individuele rekeningen voegen die hij bij zijn werkgever zal aanvragen. Dit document vermeldt de gewerkte dagen. Helaas zijn sommige mensen om de een of andere reden niet in staat dit document te verkrijgen, bijvoorbeeld: de voormalige werkgever reageert niet op het verzoek van de betrokkene, het bedrijf waar hij/zij werkte bestaat niet meer…

    Om dit probleem op te lossen, vonden wij het logisch om naar het nationale pensioenbureau te gaan om een loopbaanoverzicht te verkrijgen. Op dit document wordt ook het exacte aantal gewerkte dagen vermeld, aangezien dit de basis is waarop het pensioen wordt berekend.

    Tot onze grote ontsteltenis weigerde de gemeente dit document, met het argument dat het Openbaar Ministerie het niet als bewijs van werk zou aanvaarden. We zitten nu vast bij het beginpunt van de procedure. De ambtenaar wil, wellicht te goeder trouw, door deze handelwijze voorkomen dat de belanghebbende de kosten moet betalen van een procedure die uiteindelijk zal uitmonden in een weigering door de officier van justitie. Maar hoe kan men weten of de officier van justitie verkeerd handelt, wanneer de betrokkene niet meer de mogelijkheid heeft om zijn verzoekschrift in te dienen, waardoor elke mogelijkheid om tegen een negatief advies van de officier van justitie in beroep te gaan bij de rechter van het Gerecht van eerste aanleg wordt verhinderd.

    De jurisprudentie in verband met het nieuwe Belgische wetboek van nationaliteit zal zeker van groot belang zijn voor beroepsbeoefenaars, maar moet nog verschijnen. Volgens de griffie naderen de termijnen voor het instellen van beroep bij het parket van Brussel thans de 4 jaar! Het is dus in 2017 dat deze jurisprudentie zal beginnen aan te komen voor zaken in Brussel.

    De volledige bevoegdheden van de gemeenteambtenaar

    De procedure voor het indienen van een nationaliteitsaanvraag is vastgelegd in artikel 15 van het Wetboek van Nationaliteit, maar wordt vaak niet nageleefd: over het algemeen onderzoekt de ambtenaar van de burgerlijke stand, wanneer de betrokkene zijn dossier aan het loket aanbiedt, zijn documenten en indien hij van oordeel is dat het dossier onvolledig is, vraagt hij de betrokkene om de ontbrekende documenten terug te bezorgen (vaak meerdere malen) of legt hij gewoon uit dat hij niet voldoet aan de voorwaarden die de wet stelt.

    Aangezien geen verklaring van niet-ontvankelijkheid wordt afgegeven, is het onmogelijk beroep in te stellen: de beslissing van niet-ontvankelijkheid blijft onofficieel, willekeurig en onherroepelijk.

    Deze situatie is nog schandaliger wanneer na onderzoek blijkt dat de kandidaat voor de nationaliteit het bewijs levert dat hij of zij aan alle door de wet gestelde voorwaarden voldoet.

    Dit is het geval van Loïc. Deze jonge Albanees, die in 2008 een CESS heeft behaald en sinds 2012 voltijds werkt, zou het recht moeten hebben om het staatsburgerschap aan te vragen op basis van vijf jaar legaal verblijf. De ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn gemeente weigert echter zijn dossier aan de officier van justitie toe te zenden, omdat hij van mening is dat zijn erkenning binnen de afgelopen vijf jaar moet zijn verkregen.

    De wet stelt echter geen tijdslimiet aan in België behaalde diploma’s wanneer deze worden gebruikt als bewijs van sociale integratie en kennis van de taal. Toen de gemeenteambtenaar hiernaar werd gevraagd, beriep hij zich op “richtlijnen van het Openbaar Ministerie”, die hem zouden beletten een dergelijk dossier te aanvaarden wanneer het diploma “te oud” zou zijn.

    Maar is de taak van de gemeenteambtenaar niet gewoon om de volledigheid van het dossier te controleren in termen van de wet? Alleen de officier van justitie is bevoegd om het dossier op zijn merites te beoordelen!

    Indien de gemeenteambtenaar de procedure van artikel 15 zou volgen, zou hij verplicht zijn schriftelijk te verklaren welke documenten volgens hem ontbreken en tegen zijn beslissing van niet-ontvankelijkheid zou eventueel beroep kunnen worden aangetekend.
    Indien hij dan verplicht zou zijn het dossier in ontvangst te nemen en aan de procureur des Konings toe te zenden, zou deze een met redenen omkleed advies moeten uitbrengen. Deze motiveringsplicht zou hem dus beletten een dossier te weigeren dat voldoet aan de voorwaarden van het wetboek van nationaliteit, tenzij hij bereid is deze beslissing voor de rechter te verdedigen in geval van beroep.